Hoe we over taal praten doet er toe: #taalachterstand
Als we het hebben over meertalige kinderen met een migratieachtergrond op scholen in Nederland, komt er automatisch één woord in ons op: ’taalachterstand’. Het wordt in overheidsbeleid genoemd, kinderen worden ermee gelabeld, en ouders wordt aangeraden er iets aan te doen. Ik vind dat het tijd wordt om het woord ’taalachterstand’ niet meer te gebruiken. Dit is vooral belangrijk voor beleidsmakers en leerkrachten wiens woorden een impact hebben op het leven van kinderen en gezinnen met een migratieachtergrond.
Vier redenen om het woord ‘taalachterstand’ niet meer te gebruiken:
1. De term ‘taalachterstand’ is misleidend
Een ’taalachterstand’ kan verward worden met een ’taalontwikkelingsstoornis’. Een taalstoornis wordt klinisch getest, terwijl ’taalachterstand’ verwijst naar een evaluatie van de taalvaardigheid. Bij meertalige leerlingen levert deze verwarring een scheef beeld op. De term ‘taalachterstand’ lijkt te duiden op een probleem in de taalontwikkeling, maar dat is meestal niet het geval. Kinderen met een ’taalachterstand’ hebben meestal geen ’taalontwikkelingsstoornis’ – zij hebben gewoon tijd en ondersteuning nodig om een nieuwe taal te leren.
2. Het is een etiket dat een tekort benadrukt
“Taalachterstand” wordt vaak gebruikt bij kinderen met een migratieachtergrond om aan te geven dat hun niveau van het Nederlands niet overeenkomt met de verwachtingen die leerkrachten hebben voor een bepaalde leeftijdsgroep. Deze term geeft aan dat het niveau van Nederlands de enige maatstaf is waarin kinderen worden geëvalueerd, ongeacht hun achtergrond en ervaringen. Met andere woorden, we richten ons alleen op wat kinderen missen, en we besteden geen aandacht aan wat ze al weten.
3. Het schaadt het zelfvertrouwen van kinderen
Enkele jaren geleden interviewde ik meertalige jongvolwassenen met een migratieachtergrond en hier ontmoette ik Amin. Zijn ouders waren naar Cardiff verhuisd toen hij vijf was. Een van de eerste dingen die hij zich herinnerde toen hij in Wales naar school ging, was dat zijn leraar aangaf dat hij een ‘taalachterstand’ in het Engels had. Hier werd hij erg onzeker van, ook al kon Amin op zijn vijfde Punjabi spreken, in het Arabisch bidden en verhalen in het Urdu begrijpen.
4. Het negeert de potentie van meertalige kinderen
Wanneer we uitgaan van een taalkundig tekort, erkennen we niet de kennis die meertalige kinderen daadwerkelijk bezitten. Een kind dat in Aleppo naar school ging en een jaar geleden in Nederland aankwam, weet misschien alles over fotosynthese in het Arabisch maar kan er misschien (nog!) niet over praten in het Nederlands. Daarom is het belangrijk dat onderwijsinstellingen ruimte creëren voor alle talen die kinderen in hun dagelijks leven gebruiken. Ruimte maken voor taaldiversiteit in scholen, musea of bibliotheken betekent dat de ervaringen, kennis en identiteiten van kinderen en gezinnen met een migratieachtergrond een plek krijgen.
Mirona Moraru | Postdoctoraal onderzoeker, deelproject ‘Boundary Crossing’.
Momenteel is deze blog alleen beschikbaar in het Nederlands en Engels. Om het in een andere taal te lezen raden we de vertaaltool DeepL aan.