Het één hoeft het ander niet uit te sluiten

Wie een tolk nodig heeft, zal nooit het Nederlands leren. Vertaalapps zijn voor mensen die de taal niet willen leren. Deze vooroordelen spelen anno 2023 nog steeds, zelfs bij professionals werkzaam met meertalige gezinnen. Toch pleit ik voor een maatschappij waarin vertalen en de wil om het Nederlands te leren beiden een plekje krijgen.

Een tijdje geleden zat ik bij een bijeenkomst waarin werd gezegd: “ouders zijn belangrijk, maar als we elke keer gesprekken met tolken moeten voeren zullen deze ouders nooit Nederlands leren”. Sommige mensen knikten, anderen haalden hun schouders op.

Weken later liep ik een school binnen waar een directrice vol enthousiasme naar me toe rende en zei: “ik heb iets ontdekt wat we kunnen gebruiken om beter met meertalige ouders te communiceren!” Ze vertelde over een app waarbij docenten berichten in het Nederlands kunnen schrijven en ouders in hun eigen taal. Alles wordt dan automatisch vertaald naar de gewenste taal van de lezer. “Sommige collega’s waren niet enthousiast,” zei ze, “ze zijn bang dat de ouders nooit Nederlands zullen leren.”

In beide gevallen kwam een Nederlandse gezegde in mij op: “het één hoeft het ander niet uit te sluiten”. Met het oog op een mooi en leerzame 2023, een paar gedachten om het jaar mee te beginnen:

1. Het toestaan van meerdere talen tijdens rapportgesprekken of bijeenkomsten betekent niet dat ouders geen Nederlands gaan leren. In het onderwijs moet het kind centraal staan. Ouders, leerkrachten, IB’ers en onderzoekers moeten allemaal ons best doen om het kind te ondersteunen. Communicatie is daarvoor essentieel.

Het is niet onze taak om te zorgen dat ouders Nederlands leren. Ouders mogen best vragen waar ze cursussen kunnen volgen of wat de mogelijkheden zijn om Nederlands te leren. Die mogen wij ook aanbieden. Maar het verbieden van andere talen, tolken en bepaalde meertalige communicatiebronnen brengt ons nergens. Het kan je verbazen wat er gebeurt wanneer deze talen of hulpmiddelen wél worden ingezet.

2. Als een ouder een andere taal spreekt, betekent het niet dat die ouder geen Nederlands WIL leren. Mijn eerste onderzoek bijeenkomst met verzorgers van meertalige kinderen had een mooi opkomst, maar bij de tweede verscheen niemand. De ouderconsulent op de school kwam met een idee: “veel ouders willen meer Nederlands spreken. Ze volgen de cursus op school één keer per week, maar ze zeggen dat ze graag meer les willen.”

Ik sprak een paar van de ouders en vroegen of ze interesse zouden hebben in een soort “gesprekspartner” van één uur per week. Ik kreeg meteen positieve reacties: één ouder die al zeven jaar in Nederland woont, nog een paar die 3-5 jaar in Nederland wonen; ouders die al aardig een gesprek in het Nederlands kunnen voeren, en ouders die (op dit moment) weinig Nederlands spreken.

3. Het erkennen van andere talen met ouders betekent niet dat het Nederlands onbelangrijk is. Ik durf te zeggen dat er (in Nederland) geen ouder is die de Nederlandse taal onbelangrijk vindt. De meeste ouders willen graag dat hun kinderen goed Nederlands kunnen schrijven, spreken en lezen. Maar de thuistaal kan ook een plek hebben. We kunnen een ouder dagelijks in hun thuistaal begroeten of bedanken, of zorgen dat de bibliotheek boeken in meerdere talen heeft, zonder de boodschap te geven dat Nederlands onbelangrijk is.

Voor veel onderwijzers zijn deze ideeën al vanzelfsprekend, anderen kijken er wat kritischer naar. En dat is ook oké. Voor de mensen die met meertalige ouders werken: laten we het jaar beginnen met geduld en begrip, en OOK een kritische blik. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten.

Erin Gail MacDonald | PhD researcher, subproject ‘home’. Currently, this blog is only available in English and Dutch. To read it in another language we recommend using the translation tool DeepL.com.

Terug